Bij een directeur-grootaandeelhouder [dga] die aan zijn bv een lening onder onzakelijke voorwaarden verstrekte, accepteerde de fiscus geen afwaardering wegens oninbaarheid. Een e-mailverklaring van een derde over zijn bereidheid tot verstrekking van een lening veranderde, volgens het Hof, hier niets aan.
Een dga die een lening verstrekt aan zijn bv is dagelijkse praktijk, en dit geschied helaas regelmatig onder onzakelijke voorwaarden. In geval van afwaardering van de lening wegens oninbaarheid, is vereist dat de lening op zakelijke gronden en tegen zakelijke voorwaarden is verstrekt. Is dit niet zo dan kan de fiscus stellen dat het risico is aanvaard op grond van aandeelhoudersmotieven.
Hof Den Haag oordeelde dat geldverstrekkingen van de dga aan zijn bv onzakelijk waren, omdat deze onder omstandigheden waren verstrekt die door een onafhankelijke derde – bijvoorbeeld een bank -niet zou zijn geaccepteerd. In de voorwaarden van die leenovereenkomsten was de hoofdsom ten allen tijde opeisbaar, een rente van 4% verschuldigd, geen aflossing overeengekomen en geen zekerheid gesteld. Ook had de bv niet aan een bank of andere zakelijke kredietverstrekker een verzoek gedaan voor een lening. Een e-mailverklaring van een voormalig medestudent van de dga over bereidheid tot verstrekking van een lening – die voor onafhankelijke derde moest doorgaan – werd ongeloofwaardig geacht. Het Hof vond daarom dat de dga het debiteurenrisico slechts had aanvaard met de bedoeling het belang van de vennootschap te dienen. Dit gold ook voor de rekening courant vordering van de dga op de bv. Het was daarom niet toegestaan de afwaardering van de leningen en de rekening courant vordering in mindering te brengen op het box 1 inkomen.
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 18 december 2012, LJN: BZ6528, gepubliceerd 8 april 2013
Artikel 3.92 Wet IB2001